Kennismaking

Hij stapte bij me binnen, samen met zijn ouders. Net 5 jaar en nu al vond hij dat hij lang genoeg naar school was geweest. Elke ochtend was het een strijd hem op tijd in de klas te krijgen. Alles hadden zijn ouders geprobeerd, sommige dingen hielpen even, maar uiteindelijk pakte het jongetje de strijdbijl altijd weer op.
‘Ik kan heel hard grommen’, zei hij tegen me, bij wijze van kennismaking.
‘Grommen als een beer of grommen als een hond’, vroeg ik hem, ten teken dat ik de ontmoeting ook op prijs stelde. Dat wist hij niet.
We deden samen een spelletje. Hij wilde graag winnen, vertelde hij. En hij verkneukelde zich al bij het idee. Gelukkig waren de dobbelstenen hem gunstig gezind. Hij leefde mee met de verliezer, dat dan weer wel.
Bij elke vraag die ik hem stelde, zag je hem denken. Daarna stelde hij mij er minstens twee terug. Vragen waar ik even over na moest denken.
Zijn ouders zaten er bij en keken er naar. Hun zoon, nu vrolijk en blij. Maar die zij ook anders kenden, boos en brutaal. Een beetje moe waren zij daar wel van geworden. Nu rustten zij even uit. Zij hoefden niets, keken alleen.
‘Ken jij de T-rex?’, vroeg hij me ineens. Nee, niet echt.
‘Hij eet planten, maar heeft de kaken van een vleeseter’, ging hij door. Een beetje verontwaardigd was hij daar over. Want hoe kon dat? Maar het werd nog erger. Want in zijn ene boek stond dat dit gigantische dier een planteneter was, maar in het andere boek een alleseter. Waar moest het heen met de wereld als je niet eens je boeken kunt vertrouwen? Hij zuchtte diep.
Bij het weggaan gaf hij me een hand. ‘Grommen als een dino’, zei hij, als uit het niets. En buiten liet hij zijn grom horen. Vanuit zijn tenen borrelde het donkere geluid op. Een hond rende weg met de staart tussen zijn poten.
‘Kun jij dat ook?’, vroeg hij nog.
Ik schudde mijn hoofd.
Later bedacht ik me dat ik dat eigenlijk niet wist. Ik zette mij schrap. De eerste klonk meer als een zielig piepje. In het raam zag ik mijzelf. Gespannen, met gebalde vuisten. Ik probeerde het nog eens. Een tik op het glas.
‘Alles goed?’, vroeg de buurvrouw.
‘Ja’, wilde ik zeggen, maar mij ontsnapte een donkere donderende brul.
Ik zag de buurvrouw wegrennen. Ze keek niet meer om.