Doorzetten: een kwaliteit waar we allemaal wel eens een beroep op doen. Als niet alles van een leien dakje gaat bijvoorbeeld, wordt er van je gevraagd om vol te houden. Niet op te geven. Maar hoe doe je dat eigenlijk? Hoe leer je om door te zetten?

Ik ontmoet vaak kinderen voor wie doorzetten niet vanzelfsprekend is. De gedachten die zij hierbij hebben, staan hieronder.
* Het is moeilijk als je niet weet hoe je verder moet
* Vraagt inzet en inspanning
* Vraagt uithoudingsvermogen
* Ben ik wel krachtig genoeg?
* Als het niet snel lukt, ben ik dan eigenlijk wel slim?
* Ik wil het graag zelf doen en op mijn manier
* Liever gooi ik het bijltje er bij neer
* Het is saai
* Ik denk eigenlijk dat ik het niet kan
* Ik ga liever iets anders doen
* Ik doe alleen dingen die ik wil doen
* Waar dient dit eigenlijk voor?
* Ik heb er geen zin in
* Wie bedenkt zo’n stomme opdracht?
* Ik weet dit toch al lang
* Wat gebeurt er eigenlijk als ik het niet doe?
* Als je zoveel moeite voor iets moet doen, gaat het toch niet lukken
* Ik stel het net zo lang uit tot ik geen tijd meer heb
* Mijn vader/moeder/broer/zus maakt het wel voor me
* Het komt wel goed
Herkenbaar? Maar wat doe je eraan?

Tip 1 Wees duidelijk in wat je verwacht
Is het voor het kind duidelijk wat er van hem verwacht wordt? Concreet zijn in verwachtingen en eisen lijkt voor de hand liggend, maar toch blijven zij soms impliciet. Voorbeeld: “Ruim je rommel op”. Sommige kinderen zien in speelgoed dat op de grond ligt geen rommel. En betekent ‘opruimen’ dat de vloer van je kamer leeg is? Want dan kun je dus ook alles in je kast proppen. Dan is je kamer toch opgeruimd? Wees concreet in wat je verwacht. “ik wil graag dat het speelgoed in de bakken zit, je kleren in de wasmand, en je knuffels op de plank boven je bed.” Ook op school is het handig om concreet te zijn. Wees expliciet in je eisen. Wat betekent ‘netjes schrijven’ bijvoorbeeld concreet?

Tip 2 Wat is het doel van de taak?
Sommige taken zijn niet uitdagend, maar moeten toch gedaan worden. Doorzetten bij dingen die je leuk vindt, of waarvoor je gemotiveerd bent, lukt meestal wel. Maar het gaat juist om de taken die minder interessant zijn. Vraag je af waarom je wilt dat het kind die taken doet. Vertel ook aan het kind het doel van de taak erbij. Dat zorgt er soms al voor dat de motivatie er toch komt. Sommige dingen echter moeten gewoon gebeuren. Of ze leuk zijn of niet. Houd dan toezicht, gebruik een beloningssysteem, en complimenteer op succes.
Voorbeeld: tafel dekken. Je vindt het belangrijk dat iedereen in het gezin een taak heeft. Bijvoorbeeld omdat je wilt dat ieder zijn steentje bijdraagt. Je geeft je kind expliciet de verantwoordelijkheid voor een taak. “Elke dag zorg jij er voor dat de tafel om 6 uur gedekt is. Je mag zelf weten wanneer je begint, maar om 6 uur moet het klaar zijn, zodat we kunnen gaan eten.” Op deze manier kom je tegemoet aan de autonomie. Is het gelukt om een week lang elke dag zonder tegensputteren de tafel te dekken, dan mag het kind op zaterdag bijvoorbeeld kiezen wat jullie eten.

Tip 3 Help met de tijdsplanning
Timemanagement ontbreekt: de tijd die een kind er voor heeft, overschat hij (ik heb nog dagen om eraan te werken), de tijd die hij denkt eraan kwijt te zijn onderschat hij (ik ben er snel mee klaar).
Voorbeeld: werken aan een spreekbeurt start pas de dag van tevoren. Bedenk samen wat de verschillende stappen van het proces zijn. Onderwerp kiezen, informatie verzamelen, plaatjes verzamelen, PowerPoint maken, oefenen, alles klaarleggen. Spreek af dat je beiden een tijdsinschatting maakt voor elk van deze tussenstappen, en dat je deze naast elkaar legt om te vergelijken. Samen kom je tot een definitieve tijdsinschatting. Zet een klokje neer als er gewerkt wordt aan het onderdeel. Laat steeds noteren hoe lang er aan gewerkt wordt. Op die manier bouw je tijdsbesef op, en heb je iets concreets om volgende keer aan te refereren. Je maakt zo inzichtelijk welke stappen er genomen moeten worden, hoeveel tijd het kost, en wanneer je dus moet starten.

Tip 4 Zorg voor oefening
Oefening in doorzetten is nodig om deze vaardigheid aan te leren. Zorg daarom ook thuis voor taken waarbij doorzetten gevraagd wordt. Vermijd deze niet, ook al ontstaat daardoor frustratie bij je kind. Slimme kinderen zijn niet gewend om veel tijd aan iets te moeten besteden. Meestal snappen zij iets zeer snel. Dat kan ervoor zorgen dat zij afhaken, alleen al omdat zij niet gewend zijn dat het lang duurt voordat iets lukt.
Voorbeeld: steeds wisselen van sport of hobby. Sommige kinderen willen erg graag een hele goede voetballer worden. Dat dat naast talent ook inzet en doorzetten vraagt, zien zij niet altijd vanzelf. Het kan goed zijn om dan van een succesvolle sporter te laten uitzoeken hoe lang hij al bezig is met de sport, hoe vaak hij traint, en wat hij daarnaast nog meer doet om zo goed mogelijk te presteren, zoals een dieet, rust, krachttraining.

Tip 5 Beloon de inzet
Beloon op inzet en proces en niet op resultaat. Sommige slimme kinderen focussen vooral op het resultaat en dat moet ook nog tegemoetkomen aan hun eigen (torenhoge) verwachtingen. Nu staat het inzetten van de vaardigheid centraal. Die inzet verdient een compliment.
Voorbeeld: samenwerken. Soms willen slimme kinderen liever niet samenwerken omdat zij denken in hun eentje sneller tot een beter resultaat te komen. Als je het doel verlegt naar samenwerken, en het resultaat ondergeschikt maakt, is het duidelijk waarom je dit van ze vraagt. “Ik wil bij deze opdracht zien hoe jullie overleggen, de taken verdelen, en tot afspraken komen als je het niet eens bent. Van deze drie dingen wil ik dat jullie elke les opschrijven hoe je vindt dat het is gegaan. Wat je zelf hebt gedaan om het tot een succes te maken, en wat de ander hiervoor heeft gedaan. Aan het eind maak je hiervan een verslag.” Vertrouwen is hierbij het sleutelwoord. Vertrouwen van de omgeving leidt tot groei van het zelfvertrouwen.